In de les ontdekken de leerlingen dat dieren niet zomaar ‘voor de lol’ op een boerderij worden gehouden. Dieren hebben een functie voor de mens. Ze maken deel uit van het ‘systeem van (voedsel)productie’. Tijdens de les gaan leerlingen het leven van een aantal dieren onderzoeken met drie opdrachten:

1. Er gaat iets ‘in’ het dier (bijvoorbeeld voedsel, verzorging)

2. Het dier leeft, groeit op en gedraagt zich op een eigen manier.

3. Het dier produceert iets wat mensen gebruiken (bijvoorbeeld vlees, zuivel, wol, eieren).

De les maakt op een aansprekende en praktische manier duidelijk dat een dier op een boerderij een onderdeel is van een ‘systeem’ om voedsel te produceren. Op de kinderboerderijen kunnen de leerlingen dit idee ervaren. In de intro- en afsluitende les wordt de vergelijking gemaakt met hoe dit op een echte boerderij werkt.

Door de leerlingen te laten ontdekken dat een boerderij deel uit maakt van dit systeem, ontdekken ze ook hun eigen rol hierin als bijvoorbeeld consument of dierenverzorger.