In Nederland wonen 358 verschillende soorten bijen. De honingbij is één van die soorten en waarschijnlijk ook de meest bekende voor ons. Honingbijen wonen in volken bij elkaar. De meeste andere soorten zijn alléén levende bijen (wilde bijen).
In de eerste les maken leerlingen kennis met het boeiende leven van de (honing)bij, hoe worden bijen geboren, wie wonen er in de bijenkast, hoe maken bijen honing en smaakt alle honing hetzelfde? Maar ze ontdekken ook wat verschillen zijn tussen bijen, wespen en hommels. Ze gaan op zoek naar wilde bijen in de buurt van de school. En ze worden er zich van bewust dat bijen een hele belangrijke rol spelen bij de bestuiving van bloemen en daarmee in onze voedselvoorziening.
Les 2 gaat in op het feit dat het niet goed gaat met de bijen. Wat betekent dat voor ons en wat kunnen de leerlingen zelf doen om de bijen te helpen? In de kist zijn materialen aanwezig om zaadbommetjes te maken en tips om zelf insectenhotels te bouwen, waar de wilde bijen kunnen wonen.
Doel
• De leerlingen kunnen in eigen woorden vertellen hoe imkers honing verzamelen en wat ze daarvoor nodig hebben.
• De leerlingen kunnen minimaal 2 kenmerken noemen waardoor bijen, wespen en hommels zich van elkaar onderscheiden.
• De leerlingen verwerven informatie over de ontwikkeling, bouw en voedsel van de honingbij en kunnen hierover in eigen woorden vertellen.
• De leerlingen kunnen beschrijven hoe de taakverdeling, communicatie en huisvesting van bijenvolken is.
• De leerlingen kunnen vertellen waarom niet alle honing hetzelfde smaakt.
Tijdsinvestering
3 lessen
Kerndoelen
Lesmethode