‹ terug

Doel

De Leerlingen kunnen:

• minimaal 1 verschil noemen tussen de leefomstandigheden van de honingbij en de wilde bij;
• kenmerken noemen waardoor bijen, wespen en hommels zich van elkaar onderscheiden;
• beschrijven hoe de taakverdeling, communicatie en huisvesting binnen een honingbijenvolk is;
• vertellen waarom niet alle honing hetzelfde smaakt;
• minimaal 2 bloembezoekers noemen, die ze in de buurt van de school gezien hebben;
• in eigen woorden vertellen waarom bijen belangrijk zijn voor onze groente- en fruitvoorziening;
• 2 redenen noemen waarom er steeds minder wilde bijen voorkomen in Nederland.
• minstens één maatregel noemen die zij zelf kunnen nemen om de leefomstandigheden van de wilde bijen te verbeteren ;
• ten slotte verwerven ze informatie over de ontwikkeling, bouw en voedsel van
  de bij en kunnen hierover in eigen woorden vertellen.

Tijdsinvestering

3 lessen